Veelgestelde vragen
Op deze plek vind je antwoorden op veelgestelde vragen. Een van de taken van de NVvTO is om vragen over thuisonderwijs steeds zo goed mogelijk te beantwoorden. Staat jouw vraag er niet tussen, voel je dan vrij om even contact met ons op te nemen:
- via ons contactformulier of
- via facebook
Deze twee begrippen (ook wel afgekort als TZ en TO) omvatten twee compleet andere groepen kinderen, die toch vaak worden verward.
Een thuiszitter is een kind dat door niet-passend onderwijs is uitgevallen uit het schoolsysteem. Dit betreft al jaren vele duizenden kinderen die tegen hun wil in een nare situatie terecht zijn gekomen. Deze kinderen zijn (helaas, maar logischerwijs) vaak ongelukkig, omdat ze zijn uitgevallen en niet meer welkom zijn op een school. Het gevoel dat zíj gefaald hebben drijft hen soms tot wanhoop, en met dat gevoel zitten zowel ouders als kinderen.
Wanneer een thuiszitter noodgedwongen thuis ook onderwijs krijgt, is dat daarmee nog geen thuisonderwijs; het onderwijs valt namelijk vaak nog onder de verantwoordelijkheid van een school of instantie. In enkele gevallen helpt thuisonderwijs deze kinderen overigens wel om, (even) los van school en instanties, de draad van het leren weer op te pakken.
Bij thuisonderwijs is niet-schoolgaan, anders dan voor thuiszitters, geen noodgedwongen situatie, laat staan een nare ervaring met een gevoel van falen. Thuisonderwijs is altijd een bewuste en vrije keuze van de ouders, omdat zij ervan overtuigd zijn dat deze specifieke vorm van onderwijs het beste past bij hun persoonlijke situatie.
Ja, in Nederland is dit doorgaans mogelijk op grond van een richtingsbezwaar volgens de Leerplichtwet 1969. Een vrijstelling is alleen mogelijk als het kind niet eerder een school in de zin van de Leerplichtwet heeft bezocht. Daarnaast kan een richtingsbezwaar alleen betrekking hebben op bezwaren op grond van godsdienst of levensovertuiging en niet op pedagogische bezwaren. In onze samenleving is de vrijheid van levensovertuiging en die van onderwijs van groot belang, daarom betreft de mogelijkheid tot thuisonderwijs grond- en mensenrechten. Elders gaan we nader in op het wettelijk kader van thuisonderwijs.
Onder de huidige regelgeving zijn ouders van vrijgestelde kinderen niet wettelijk verplicht om voor (thuis)onderwijs te zorgen en gelden er geen wettelijke eisen ten aanzien van de kwaliteit van het thuisonderwijs. Ergens is dat vreemd, want ouders die besluiten tot thuisonderwijs, doen dat juist in het belang van hun kind. Aan de andere kant volgt dit uit het feit dat er voor de wet in Nederland alleen vrijstelling van de leerplicht bestaat, geen ‘andere vorm’ van leerplicht, thuisonderwijs komt niet voor in de Nederlandse wet.
Uit onderzoek, dat in 2008-2010 is uitgevoerd in opdracht van het ministerie van OCW, bleek dat er geen noodzaak voor toezicht bestaat. Thuisonderwijzers slagen er nu namelijk goed in hun kind(eren) vervangend en passend, kwalitatief hoogstaand onderwijs aan te bieden.
De NVvTO staat niet negatief tegenover toezicht en heeft daar, met name de laatste jaren, actief over nagedacht. Ook zijn er heel goede contacten en ervaringen met de Stichting Keurmerk Thuisonderwijs. Belangrijk is in elk geval dat het nieuw te ontwikkelen toezicht passend moet zijn en ontdaan van vooroordelen, zodat het proportioneel is en plaatsvindt op een manier die recht doet aan de unieke en eigentijdse vorm van onderwijs.
Uit onderzoek blijkt overigens dat (een teveel aan) toezicht ook een negatieve kant heeft en niet altijd leidt tot verbetering (Baarsma, B. (2005). Nederland toezichtland; een economisch perspectief).
Goed onderwijs bestaat niet enkel uit het overdragen van kennis. In onze moderne maatschappij waarin kennis snel veroudert, is het juist belangrijk te leren hóé aan kennis te komen. Thuisonderwijsouders geven meestal aan dat zij met hun kinderen ook zelf veel leren. Wanneer nodig kunnen ze gebruikmaken van aanvullende informatiebronnen, zoals het uitwisselen van kennis in bepaalde vakken onder ouders, schriftelijke cursussen of het inhuren van derden voor een bepaald deel van het onderwijs.
De minister van Onderwijs heeft enkele jaren geleden onderzoek laten uitvoeren naar de kwaliteit van thuisonderwijs in Nederland. Daar kwam uit dat er geen signalen van misstanden zijn en dat de kwaliteit goed is. Ook internationaal onderzoek bevestigt dit.
Achtergrond: De effectiviteit van thuisonderwijs: een overzicht van onderzoeksresultaten – Henk Blok (PDF)
Wil je compleet nieuwe lesmethodes aanschaffen of maak je gebruik van goedkopere tweedehandsversies? Misschien wil je geen methodes gebruiken, maar projecten of thema’s. Veel informatie en materiaal kun je gratis van het internet halen. De bibliotheek is bovendien gratis voor kinderen, en activiteiten en uitjes hoeven weinig tot niks te kosten als je ernaar zoekt. Welk bedrag ouders uitgeven aan thuisonderwijs verschilt dan ook sterk van gezin tot gezin. In onze informatiemaatschappij ligt kennis overal voor het oprapen, dus een laag inkomen hoeft geen belemmering te zijn om thuisonderwijs te geven. Het is wel belangrijk dat minstens één ouder voldoende tijd en geduld heeft om aan zijn of haar kind(eren) te besteden.
Aan de andere kant: thuisonderwijs valt in Nederland buiten de leerplicht. Er is dan ook geen subsidie of onkostenregeling. Overigens, los van de directe kosten voor materialen bespaar je met thuisonderwijs de belastingbetaler flink geld: het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) stelt namelijk (in 2018) gemiddeld € 6.900,- beschikbaar per leerling in het basisonderwijs en gemiddeld € 8.500,- per leerling in het voortgezet onderwijs.
School is niet de enige plek waar kinderen andere kinderen ontmoeten en zich goed kunnen ontwikkelen. Naast school is er voldoende gelegenheid voor sociale contacten buiten het gezin, bijvoorbeeld bij de kerk, (sport)clubs, (muziek)cursussen en bijeenkomsten van thuisonderwijsgezinnen. Daar zijn vaak meer gemêleerde leeftijdsgroepen dan in één schoolklas, wat juist goed aansluit bij de daadwerkelijke situatie in de maatschappij. Het blijkt dan ook dat kinderen die thuisonderwijs krijgen zich op sociaal-emotioneel vlak net zo goed ontwikkelen als kinderen die naar school gaan.
Achtergrond: Is school echt zo belangrijk voor de sociaal-emotionele ontwikkeling? – Henk Blok (PDF)
Jazeker, al is het, vooral in Nederland, door het kleine aantal thuisonderwijzers een klein onderzoeksgebied. Uit veel onderzoeken die gedaan zijn, blijkt dat thuisonderwezen kinderen veelal socialer zijn: minder ruzies bij het spelen, elkaar meer gunnen, gelukkige volwassenen.
Een belangrijke kanttekening bij al het onderzoek is dat er niet altijd een goed onderscheid wordt gemaakt tussen de begrippen 'thuiszitter' en 'thuisonderwijs'. Thuisonderwijs krijgt in die gevallen onterecht een veelheid aan problemen toegeschoven die (helaas) eigen zijn aan thuiszitters.
Wat ‘kosten’ betreft levert elk thuisonderwezen kind de overheid een flinke besparing op: per jaar maar liefst € 6.900,- voor een kind in het basisonderwijs en € 8.500,- voor een kind in het voortgezet onderwijs. Vermenigvuldig dat met het aantal kinderen en schooljaren en tel uit je winst...
Maar veel belangrijker: mensen afmeten aan hun (economische) waarde is uiterst discutabel. Niet alleen omdat waarde maar beperkt is uit te drukken in geld, maar vooral omdat je je dan op glad ijs begeeft: wat is de ‘waarde’ van een (vereenzaamde) oudere? Van mensen die de maatschappij alleen maar geld kosten? Wat is de waarde van zorg, aandacht en kunst?
Kortom, het is uit liefde en (gezins)geluk dat ouders met overtuiging kiezen voor thuisonderwijs. Niet uit een afweging van berekenbare kosten en baten.
Thuisonderwijs sluit op een natuurlijke wijze aan op de opvoeding van het kind. Door het een-op-eencontact zorgt thuisonderwijs voor kindgericht maatwerk. Iedere ouder die zichzelf daarvoor geschikt acht, en tijd noch moeite wil besparen, kan daarom thuisonderwijs geven. Er is geen bijzondere kennis, opleiding of opleidingsniveau voor nodig. Onder de huidige wet moet er wel sprake zijn van vrijstelling van de leerplicht (richtingsbezwaar).
De belangrijkste voorwaarde is misschien wel dat er daadwerkelijk tijd beschikbaar wordt gemaakt om het thuisonderwijs vorm te geven. Er is immers geen sprake van onderwijs als het leren volledig aan de leerling zelf wordt overgelaten.
Uiteraard gaat thuisonderwijs niet vanzelf. Het begint met het voorbereiden en je inlezen in wat thuisonderwijs zoal inhoudt. Via deze website, onze workshops en andere (internet)bronnen krijgt dat langzaam vorm. Zo krijg je een beeld van de verschillende lesmethodes en de onderwijsmanier die het beste bij jullie past. Geleidelijk aan volgt het aanschaffen van materialen en de daadwerkelijke ‘lestijd’ die je in de kinderen investeert. En natuurlijk is het belangrijk dat je veel andere mensen spreekt, uitwisselt waar je tegenaan loopt en ervaringen deelt.
Net zoals er veel verschillende soorten scholen zijn met uiteenlopende educatieve methoden en materialen, zijn er ook veel verschillende manieren om thuisonderwijs vorm te geven. Ouders die kiezen voor thuisonderwijs verdiepen zich uitgebreid in alle mogelijkheden voordat ze daadwerkelijk beginnen. Ze kiezen de methodes die het beste passen bij hun gezin en de leerstijlen van hun kinderen.
De dagelijkse praktijk van thuisonderwijsgezinnen verschilt sterk van elkaar en verschilt ook van dag tot dag. Sommige gezinnen hebben een kamer ingericht als schoollokaal, andere werken aan de keukentafel. Sommigen hanteren een strakke planning in hun dagen, anderen houden meer flexibiliteit aan in de agenda om te kunnen inspringen op de interesses en vragen van de kinderen. De ene keer staat de dag in het teken van museumbezoek, workshops of samenwerken met andere thuisonderwijskinderen in projecten, het oefenen voor een musical of het houden van voordrachten, en andere dagen worden vooral thuis doorgebracht, verdiept in een goed boek, sleutelend aan een werkstuk, met lessen uit een lesboek of met het spelen van educatieve spellen.
Een nieuwe ontwikkeling die door veel thuisonderwijsfamilies enthousiast wordt ontvangen, zijn de online lezingen en cursussen van verschillende universiteiten en instellingen. Vaak is dit (grotendeels) zonder kosten te gebruiken, zoals bij Coursera en de MOOCs (Massive Open Online Course), waaraan ook veel Nederlandse universiteiten deelnemen.
Speciale thuisonderwijs-toetsen zijn er niet, maar Cito-toetsen zijn wel aan te schaffen, hoewel niet goedkoop. Het niveau van het primair onderwijs is vastgelegd in de kerndoelen, die per vak beschrijven waar basisscholen naar moeten streven. De kerndoelen zijn vervolgens uitgewerkt in concrete tussendoelen, als uitgewerkte suggesties voor het basisonderwijs.
Schoolonderwijs werkt met leerlijnen die een gemiddelde ontwikkeling beschrijven. Individuele kinderen leren echter niet met een constante snelheid, maar ontwikkelen zich met sprongen. Met thuisonderwijs kan daar, door het een-op-eenkarakter, direct op worden ingespeeld. De vraag is daarom: hoe belangrijk is het dat je kind precies hetzelfde jaarschema aanhoudt als zijn schoolgaande leeftijdsgenoten? Is het nodig om je dochter in week 12 het woord ‘neus’ te leren omdat haar vriendinnetje in groep 3 dat ook op dat moment leert? Of om de verkeersborden pas op haar negende uit te leggen, omdat dat volgens het schoolrooster zo past - ook als ze er op haar vijfde al naar vraagt, terwijl ze bij je achterop de fiets zit?
Kortom, de meeste thuisonderwijzers werken niet met leerlijnen en schema’s, maar de einddoelen zijn wel altijd voor ogen - al is het wellicht meer impliciet dan bij de meeste basisscholen.
Ja, dat is zeker mogelijk. Er zijn bovendien verschillende manieren om een middelbareschooldiploma te behalen. Thuisonderwijsgezinnen maken hiervoor bijvoorbeeld gebruik van afstandsonderwijs. Kinderen kunnen deelcertificaten halen of een diploma in zijn geheel, met een staatsexamen.
Zo is er dus een prima doorstroming naar het beroeps- of wetenschappelijk onderwijs.